Ergens, midden in de Afrikaanse savanne, wordt een nieuw leeuwenwelpje geboren. Het is Simba, de zoon van de leeuwenkoning Mufasa en Sarabi. Omdat het een koningskind is, wordt het vol trots gedoopt en voorgesteld aan de hele dierenbevolking door Rafiki.
Simba leert van zijn vader dat hij nooit buiten het koninkrijk mag komen omdat het daar gevaarlijk is. Hierdoor wordt Simba nieuwsgierig, en komt hij geregeld in de problemen. Ondertussen sluit Scar een deal met de hyena’s; als hij voor eten zorgt voor de hyena’s dan zullen zij Scar helpen om Mufasa van de kroon te stoten. Ze zorgen ervoor dat er een stormloop ontstaat van gnoes, waarin Simba zich op dat moment middenin bevindt. Als Mufasa dit hoort, haast hij zich naar de plek waar Simba is, en haalt hem eruit. Als hij zijn zoontje aan de kant heeft gezet, moet hij zelf via de rotsen omhoog zien te komen. Hij hangt aan een rots ziet Scar staan, en vraagt hem om hem te helpen. Maar Scar zet zijn nagels in zijn poot en gooit Mufasa van de rots, wie dan valt in de stormloop van gnoes. Simba heeft dit allemaal zien gebeuren. Als de gnoes allemaal weg zijn, rent Simba naar zijn vader toe. Maar die is door de wilde gnoes overleden. Scar komt naar hem toe en zegt dat het Simba’s schuld is dat Mufasa dood is. Hij zegt tegen Simba dat hij weg moet gaan, heel hard weg moet rennen en nooit meer terug moet komen.. Simba rent weg en komt uitgeput in het regenwoud aan. Daar wordt hij gevonden door Timon, een stokpaardje, en Pumba, een everzwijn. Verdrietig en schuldig gaat Simba met ze mee, en door hun positieve instelling voelt Simba zich steeds een stukje beter. Op een gegeven moment komt Simba zijn oude vriendinnetje Nala tegen wie hem probeert te overtuigen terug te komen en Scar van de troon te stoten…